Blessurepreventie > De prioriteiten
Niet elke blessure of doelgroep vraagt dezelfde aanpak. In deze fase trachten we focus te brengen in het plan van aanpak door het in kaart brengen van de letselmechanismes en risicofactoren van de meest voorkomende sportblessures al dan niet in een bepaalde doelgroep. Hierdoor kan je op een onderbouwde manier je prioriteiten bepalen en de haalbaarheid van je blessurepreventief beleid aftoetsen.

- Breng de letselmechanismes en risicofactoren in kaart.
Dit kan je doen per sportblessure of eerder globaal voor een specifieke doelgroep / sportactiviteit. Opnieuw geniet de combinatie van eigen data en wetenschappelijke literatuur (systematische review) de voorkeur.
Verschillende sportletsels komen voor in meerdere sporttakken en het mechanisme van optreden is vaak gelijklopend. Het is dus nuttig om ook eens ‘over het muurtje te kijken’, of er literatuur beschikbaar is over een welbepaald blessuremechanisme binnen andere sporttakken.
-
Alvorens we prioriteiten gaan bepalen, kan het handig zijn om de risicofactoren te classificeren (2 kolommen);
- Intrinsieke risicofactoren (= persoonsgebonden)
- Extrinsieke risicofactoren (= omgevingsgebonden)
En vervolgens in (2 rijen);
- Wijzigbaar
- ‘niet’ Wijzigbaar (of toch niet door de sporter zelf)
Bijvoorbeeld:
Het spreekt voor zich dat een sportorganisatie weinig impact zal kunnen realiseren op de intrinsieke – niet wijzigbare risicofactoren maar we kunnen en mogen deze ook niet negeren; ze vormen mogelijks de basis om een preventieprogramma specifiek voor een bepaalde doelgroep uit te werken (= niet elke doelgroep vraagt dezelfde aanpak).
| Categorie | Beleidsrelevantie |
| Intrinsiek - wijzigbaar | Focus voor oefenprogramma’s & vorming |
| Intrinsiek - niet wijzigbaar | Te gebruiken in communicatiestrategie (“sommige factoren niet te veranderen, maar wel te managen”) |
| Extrinsiek - wijzigbaar | Focus op educatie (trainer & sporter) |
| Extrinsiek - niet wijzigbaar | Belangrijk voor timing van campagnes (“bouw rustig op bij seizoenstart”) |
- Het is onrealistisch en onmogelijk om het blessurerisico tot nul te herleiden. De moeilijkheid van theorie naar praktijk zit in het beslissen waar je als organisatie wel impact kan realiseren en hoe je dit zal realiseren. Om dit proces te ondersteunen, werken we met een scorematrix, gebaseerd op drie parameters zijnde;
- Impact (hoe groot is het probleem?)
Frequentie en ernst van blessures
- Beïnvloedbaarheid (in welke mate kunnen we het risico verlagen?)
Risicofactoren en de classificatie
- Bereik / Relevantie (voor hoeveel sporters geldt dit?)
Een letsel die voorkomt bij 80% van de jeugdspelers / breedtesport heeft meer beleidswaarde dan een minder voorkomende blessure bij topsporters maar dergelijke afwegingen hangt uiteraard af van organisatie tot organisatie en diens ledensamenstelling.
Bijvoorbeeld lopen:
Blessurerisico Impact Beïnvloedbaarheid Bereik / Relevantie Totaal Patellofemoraal pijnsyndroom 5 4 5 14 Scheenbeen-irritatie 4 4 4 12 Achillespees blessure 4 3 3 10 Hamstring blessure 3 4 2 9 Enkel verstuiking 3 5 3 11 Lage rugklachten 2 3 4 9
-
Formuleer een score interpretatie om prioriteiten te detecteren.
Bijvoorbeeld:
Tip. Houd het werkbaar en beperk het aantal niveaus tot bijvoorbeeld drie ( lage – matige – hoge prioriteit).
Score
Beslissing
Doelstelling
0 - 7
Lage prioriteit
= Geen onmiddellijke acties maar wel blijven monitoren in tijd )
8 - 11
Matige prioriteit
= Aandachtspunten formuleren, eventueel opnemen in een volgend beleidsperiode
> 12
Hoge prioriteit
= Acties opnemen in beleidsplan
-
Maak een eindoverzicht van de prioritaire doelstellingen die de impact, beïnvloedbaarheid en bereik gaat verduidelijken; over hoeveel sporters gaat het? Op welke risicofactoren kan het beleid zich gaan focussen (= welke risicofactoren zijn het meest wijzigbaar?) Dit document vormt een belangrijke basis op je acties te gaan uitwerken .
Bijvoorbeeld:
Patellofemoraal pijnsyndroom Scheenbeen irritatie Beleids relevantie Impact Een van de meest voorkomende overbelastingsletsels bij lopers (tot 20–30% van de blessures).
Grote kans op herval als onderliggende oorzaak niet aangepakt wordt.
Langdurige pijn en functionele hinder (kniebuiging, traplopen, lopen op helling).Komt frequent voor (8–20%), kan evolueren naar ernstigere stressletsels.
Beïnvloedt trainingscontinuïteit, maar vaak reversibel bij tijdige interventie.Hoge functionele en maatschappelijke kost Beïnvloed-baarheid Wijzigbaar
- Quadriceps/rompstabiliteit, heupkracht, looppatroon, mobiliteit
- Trainingsopbouw, volume-intensiteit, herstel, schoeisel
Niet wijzigbaar
- Geslacht (♀ > ♂), anatomie (Q-hoek, voetstand)
- Weersomstandig-heden, ondergrond-variatie bij wedstrijdenWijzigbaar
- Kuit- & voetspierkracht, enkelmobiliteit, looptechniek
- Trainings-frequentie, ondergrond, schoenenwissel, rustperioden
Niet wijzigbaar
- Geslacht, anatomie tibiahoek
- Weer, seizoensinvloedenEvidence – Based oefenprogramma’s gaan implementeren in opleiding, communicatie en clubwerking, aanpassingen sportreglementering, optimaliseren van sportinfrastructuur en begeleiding Bereik / Relevantie Treft brede groep lopers, ongeacht niveau. Vaak bij recreanten, vrouwen, start-to-run-groepen Veel voorkomend bij jeugd, herbeginnende lopers en competitiesporters Timing van brede preventiecampagne met focus op instapgroepen en opleidingsstructuren + clubondersteuning
==> Ondersteunende tools;
- prioriteiten matrix (Excel-tool) – eenvoudige invoer
- GF2S-literatuurmatrix (Excel – tool)
- Model van Kinney en Wirut (een andere werkwijze dan bovenstaande maar voor kleinere organisaties mogelijks een beter alternatief (workload))